Zorg en Zekerheid investeert in de komende jaren fors in de POH-S. Dit is om ruimte te maken voor taakdifferentiatie en hiermee meer tijd voor de patiënt te creëren. Hiertoe hebben wij de berekening van de POH-S module aangepast. We hopen hiermee een eerlijker aantal uur POH-S toe te kennen. Naast de nieuwe urenberekening indexeert Zorg en Zekerheid het POH-S tarief (evenals het POH-GCO tarief) ruimer dan de NZa-indexatie.
Het tarief is opgebouwd uit drie onderdelen:
a) ureninzet op basis van het aantal ingeschreven patiënten in de praktijk voor algemene POH-S taken zoals coördinatie van de zorg, sociale gezondheidszorg, administratieve werkzaamheden en (bij)scholing. De huisarts kan deze basisvergoeding naar eigen inzicht inzetten → maximaal 0,07 uur per jaar per ingeschreven patiënt
b) ureninzet op basis van het aantal patiënten die langdurige, programmatische zorg ontvangen van de POH-S volgens regionaal protocol, met de huisarts als hoofdbehandelaar;
c) opslag op de ureninzet genoemd in b, die is bedoeld voor de extra tijd die nodig is om optimale zorg te realiseren voor patiënten met een chronische aandoening die niet direct gerelateerd is aan deze ziekte → ophoging van b met 15%
De berekening van het maximaal aantal uur inzet per patiënt bij b) is als volgt:
Chronische patiëntengroep
|
Gemiddelde tijdinzet POH-S in minuten per jaar
|
DM2
|
90 min (1,5 uur)
|
HVZ
|
60 min (1 uur)
|
VVR
|
60 min (1 uur)
|
COPD
|
60 min (1 uur)
|
Astma
|
50 min (0,83 uur)
|
Rekenvoorbeeld
Voor een normpraktijk (2095 patiënten) met een groep chronische patiënten die aan de landelijke prevalentiecijfers voldoen, komt dit uit op maximaal 14,55 uur inzet POH-S. Daar bovenop komt de financiële verhoging door de ophoging van het POH-S uurtarief.
In de huidige situatie krijgt deze praktijk 12,93 uur inzet. Op basis van landelijke prevalentiecijfers is dit een ophoging van gemiddeld 13%. Op basis van de prevalentiecijfers in het werkgebied van Zorg en Zekerheid betekent dit een ophoging van bijna 20%.
Op basis van de aangeleverde informatie van praktijken zien wij behalve een stijging in de vergoeding voor het grootste deel van deze praktijken een herverdeling op basis van de chronische patiënten. De praktijken die erop achteruit gaan, zijn voornamelijk praktijken met lage prevalentiecijfers en in een enkel geval een praktijk met een oude maatwerkberekening. Deze praktijken worden in 2020 nog een jaar gecompenseerd via een extra tarief. Hiermee wordt het verschil tussen het oude tarief 2019 en het nieuw berekende tarief 2020 opgevangen.
|